![]() |
![]() |
BotDe platvis bot (Platichthys flesus) is inheems in de Nederlandse wateren en komt algemeen voor. De bot is nauw verwant aan de schol. Het uiterlijke verschil is dat er nauwelijks duidelijke vlekken op de (donkere) bovenzijde van de vis te zien zijn. De bot heeft ook een dikker lichaam dan de schol, en het vlees is fijner van structuur. De bot heeft een groenbruine rug met duidelijke knobbeltjes langs de zijlijn. De bot wordt meestal niet groter dan 50-60 centimeter, en is bij een lengte van 25 tot 30 centimeter geslachtsrijp. De bot staat bekend als een snelle groeier en kan in drie tot vier jaar de geslachtsrijpe lengte bereiken. De bot eet naast bodemdiertjes, zoals wormachtigen en garnaaltjes, ook kleine vis. Met name grote botten ontplooien zich soms als echte roofvissen. Brakwater en zoetwaterBotten paaien in zeewater, maar groeien in brak water op. Ze leven bij het liefst in brakke getijdenwateren en riviermondingen, maar zwemmen net zo makkelijk de zoete rivieren op. Over het algemeen trekken zoetwaterbotten een jaar later dan brakwaterbotten naar zee om zich voort te planten. Wijfjes kunnen twee miljoen eitjes produceren. VangstDe beroepsvissers vangen bot met kieuwnetten en zegens. Daarnaast is bot bijvangst in palingfuiken. Verse botBotten zijn het hele jaar te vangen, maar het najaar is favoriet: dan hebben ze zich goed vol gegeten. Bot is familie van de scholachtigen en heeft geen uitgesproken smaak. Dagvers aangevoerd is bot zeker de moeite waard. Het visvlees gaat vrij gemakkelijk van de graat. Naar lijst verkoopadressen verse bot
|